In mijn jeugd speelden we altijd buiten. Niet omdat dat moest van onze ouders, maar omdat we dat wilden. Buiten gebeurde het! Alle kinderen uit de wijk speelden buiten. Vooraf wisten we nooit wat we gingen doen, maar er was altijd wel iemand met een goed idee. We kenden álle kinderen in de wijk bij naam en iedereen kon meespelen, je hoefde niet perse bevriend te zijn. In onze wijk kon je overal spelen; op straat, in de bosschages, in de vele groene speeltuinen, het park, de slootjes. Er was altijd wel iets te doen of te ontdekken. We zwierven van wijk naar wijk en liepen vele kilometers per dag zonder er erg in te hebben. Onbereikbaar waren we, geen mobieltje op zak, geen app om ons te traceren, zelfs geen horloge om je pols. We gingen naar huis zodra de lantaarnpalen aansprongen.
we gingen naar huis zodra de lantaarnpalen aansprongen
Hoe kan het toch dat er tegenwoordig veel minder kinderen zelfstandig buiten spelen? In diverse artikelen en boeken staat geschreven dat we ‘bang zijn voor enge mannen in de struiken’, en dat kinderen liever dicht bij een stopcontact blijven zodat ze online kunnen blijven. Ook de toename van het verkeer en het verdwijnen van braakliggende landjes wordt geregeld als oorzaak benoemd.
Toch denk ik dat er nóg een reden is dat kinderen steeds minder buiten spelen. Kinderen kijken naar ons, volwassenen. Zij kopiëren ons gedrag. Niet alleen kinderen komen minder buiten, ook wij zitten steeds meer voor een scherm. Wanneer wij de jeugd weer buiten de wereld willen laten ontdekken, zullen we dus het goede voorbeeld moeten geven. Ook wij moeten weer gaan ‘zwerven’. Gewoon lopen, door de buurten, door de parken. Ontdekken, struinen en avonturieren, tot…de lantarenpalen aanspringen en dan thuis honderduit vertellen over alles wat je hebt meegemaakt.

Fijn om te lezen dat je als kind hebt genoten van het buiten spelen en de buurt ontdekken met andere kinderen!
Heerlijk dat de kinderen, onze kleinkinderen, nu ook zo van het buiten zijn genieten en zoveel oog hebben voor de natuur!